Universiteiten gaan zorgvuldig om met de beschikbare middelen
Cijfers
Contact
De financiering van het universitair onderwijs en onderzoek staat onder druk. Tegelijkertijd werd er in het recente verleden vanuit de media en de politiek kritisch gereageerd op het begrotingsbeleid van de universiteiten. De jaarresultaten van universiteiten laten geregeld positieve cijfers zien. Krantenkoppen als ‘Universiteiten laten geld op de plank liggen’ zijn dan ook niet ongebruikelijk. De oproep voor investeringen in het hoger onderwijs lijkt niet te rijmen met geld dat overblijft of wordt ‘vastgehouden’ in de vorm van reserves. Hoe zit dat?
Contact
Elk jaar stuurt het kabinet een overzicht van de financiële gezondheid van het onderwijs naar de Tweede Kamer. Uit dit rapport blijkt dat ook in 2019 en 2020 sprake was van een overschot op de begroting (zie onderstaande grafiek: een positieve rentabiliteit betekent – simpel gezegd - dat er geld overblijft). Deze overschotten en de door universiteiten aangehouden reserves leiden tot onvrede binnen studentenorganisaties en de politiek. Maar ze zijn er niet zonder reden.
Verantwoord omgaan met middelen betekent ook het bewaken van de financiële gezondheid op de lange termijn. En dat is geen eenvoudige opgave. Universiteiten zijn voor een groot deel afhankelijk van publieke financiering, maar de hoogte van de publieke bijdrage staat op de lange termijn niet vast. Verwachte toekomstige financiële krapte kan universiteiten er daarom van weerhouden hun reserves aan te spreken. Daarnaast is ook vermogensopbouw voor de vervanging en opbouw van campushuisvesting een belangrijke verklaring voor de reserves die worden aangehouden. Universiteiten willen financieel gezond blijven én de kwaliteit van onderwijs en onderzoek waarborgen, zowel nu als in de toekomst.
De reserves die universiteiten op dit moment hebben zijn nodig om verantwoord (financieel) beleid te voeren en geen onacceptabele risico’s te nemen. De verwachting is dat universiteiten ook komende jaren voldoende reserves zullen aanhouden om boven de door de inspectie ingestelde minimale signaalwaarden te blijven. Universiteiten houden dus gemiddeld genomen geen bovenmatige reserves aan.
Tegelijkertijd is de druk op de financiële positie van universiteiten de afgelopen jaren flink toegenomen, ook in vergelijking met de andere onderwijssectoren. Dit kan onder andere worden verklaard door de dalende rijksbijdrage per student. Jarenlang is het aantal studenten sterk gegroeid. Daarvoor worden universiteiten maar ten dele gecompenseerd. Deze meegroeiende onderwijsbijdrage is ontoereikend om zowel onderwijs als onderzoek te bekostigen (zie ook pagina 74-77 van het PwC rapport). Het wordt daarom steeds moeilijker voor docenten om, naast het geven onderwijs, ook hoogwaardig academisch onderzoek te doen.
Kortom: de roep om eerlijke bekostiging blijft onverminderd sterk. Ook als de universiteiten noodzakelijke reserves aanhouden.